Woensdag 2 maart zijn we in de ochtend naar Hanson Bay gegaan. We wilden daar wat geochaches doen, maar toen we daar wilden wandelen, werden we aangesproken door een ouder echtpaar. Die zeiden: "Willen jullie hier gaan wandelen? Big mistake! Er zit hier een 'huge snake'! Met een 'massive head'!"
Hij beschreef het alsof het een reusachtige python was. Wij dachten meteen: "Leuk, een slang! Je bedoelt vast de zwarte tijgerslang? Waar zit ‘ie?"
Die mensen keken ons aan alsof we gek waren en zeiden: 'Maar kijk uit met jullie zoontje!'
Geen probleem, die hangen we in de draagzak op de rug, op veilige hoogte. Hij herkent nu ook al alle dieren die we zien en roept enthousiast: slang! Of als papa in de struiken een geocache zoekt, dan roept Tiaz hem achterna: "Papa! Kijk uit voor de slangen!" Geen idee waar hij dat heeft gehoord…. ;-)
Kort daarna vonden we de mooie slang, en we volgden hem heel even op veilige afstand.
Het uitzicht bij Hanson Bay.
Het strand en de baai.
Hier kwamen we ook nog de goanna tegen, die dit keer braaf voor ons poseerde.
Donderdag 3 maart zijn we naar de noordkust van Kangaroo Island gereden, waar geen strand is, maar kliffen. We moesten er naartoe via een lange grindweg, om vervolgens in een soort spookdorp uit te komen. Daar hebben we kort gewandeld, maar weinig bijzonders gezien.
We kwamen wel onderweg een overstekende slang tegen. Je vraagt je af hoeveel slangen hier wel niet zitten, als we er zo gemakkelijk drie kunnen tegenkomen. Normaal gesproken is de kans dat je een slang tegenkomt niet heel groot. Deze vond heel even dat Mark te dichtbij kwam en zette bijna zijn cobra-achtige nek op. Maar toen hij zag dat Mark niet dichterbij kwam, ontspande hij weer en kronkelde rustig naar de overkant.
Het uitzicht aan de noordkust.
Bij de camping zagen we nog een koala van heel dichtbij, die ook even uit de boom klom en over de grond liep.
Dus vooruit, nog een paar foto’s van koala’s dan. Wij krijgen er echt geen genoeg van :-). Die wallabies en kangoeroes, die kennen we nu wel en zijn eigenlijk net zo gewoontjes als schapen. Maar de koala’s, echidna’s en slangen, die blijven leuk.
Vrijdag 4 maart vertrokken we ’s ochtends om 8 uur, om de boot van half 11 terug naar het vaste land te halen. Bij vertrek was er nog even paniek: de politieauto’s van Tiaz waren zoek. Na ruim een kwartier zoeken, achterbak leeghalen en tassen openen, vond Yvonne ze terug in het huisje. Net op dat moment vertelde Tiaz met een grijns wat hij al die tijd al wist: “Ikke auto’s verstopt in de prullenbak…” Grrr. Had je best even wat eerder kunnen zeggen.
Na de bootreis zijn we een stuk richting Melbourne gaan rijden. Het idee was om na 2 uur ergens een verblijfplaats te zoeken. Maar alles wat we tegenkwamen zag er wel erg kaal en ongezellig uit. Veel zat vol en de resterende plekken waren duur. Het volk dat er rondliep waren truckers en bardames met oorbellen gemaakt van bierdopjes. Dus, omdat het toch nog vroeg was zijn we doorgereden naar Meningie. Daar vonden we een mooie camping aan Lake Albert, waar we een klein huisje konden krijgen. Het dorpje zelf bestond uit amper 1 straat, 1 restaurantje, 1 supermarkt, kortom precies genoeg voor 1 nacht, daarna vervolgden we onze weg naar het zuiden.
Op 5 maart vervolgden we onze weg door Coorong national park naar Mount Gambier.
Langs een roze zoutmeer.
En over eindeloze lange, rechte wegen met aan beide zijden helemaal niets.